Raphaël Wressnig is Oostenrijker maar vooral een ontzettend veelzijdige organist. Hij is zowel thuis in jazz, blues, soul, funk als rock en country. Als zijn belangrijkste invloeden, noemt hij Jimmy Smith en Jimmy McGriff. En dat is niet zo verwonderlijk, gezien deze heren de Hammond B3 hebben getild tot de populaire hoogten, die dit instrument nu nog inneemt. En laat de B3 nu ook Raphaël’s belagrijkste wapen zijn, dan heb je het begrepen. Op zijn achtentwintigste (°1979) heeft deze jongeman een ongelooflijke staat van dienst. Je moet er absoluut zijn website ( www.raphaelwressnig.com ) op nalezen en ontdekken met wie deze jongen reeds is opgetrokken. Om van achterover te gaan. Hij speelde onder andere enkele jaren met de meesterlijke bluesgitarist/zanger Larry Garner en deze rasartiest, een perfectionist in zijn werk, gaat niet met de eerste de beste in zee. Zo kan je hem situeren en weet je welk vlees je hier in de kuip hebt. Wie hem deze zomer gezien heeft op (ge)Varenwinkel, weet waarover ik spreek. Daar stond hij op de planken met zijn vriend Enrico Crivellaro en daarna als begeleider van de Women of Chicago Blues.
In 2002 richtte hij samen met Georg Jantscher, gitaar, en Lukas Knöfler, drums, het Organic Trio op. Dat leidde datzelfde jaar tot de opnamen van hun debuutalbum “Manic Organic”. In 2004 volgde, tussen alle andere projecten door, de volgende CD met de toepasselijke naam “In Between”, bekroond als “Best Jazz-album of the year” door een vooraanstaand Oostenrijks muziekblad. En dan in 2006 werd hun derde telg “BoomBello” geboren, en dit jaar aan het grote publiek voorgesteld middels tournées en festivals. Raphaël gaf mij een exemplaar, en wat graag stel ik dit pareltje aan u voor.
In “Drinkin’ Cognac” lijken de drie protagonisten je huiskamer binnen te huppelen. Het is een lichtvoetig stukje jazz dat klinkt alsof je het al jaren kent. Wressnig heeft dit aan z’n brein laten ontsnappen en het is van oorsprong een improvisatie op een steeds wederkerend themaatje of riff. Het roept bij mij de sfeer op van de instrumentale uitbundige soul-jazz anno sixties, zoals we die kenden van bijvoorbeeld The Barkeys. Denk maar aan “Soulfinger”.
Het titelnummer “BoomBello”, eveneens een compositie van Wressnig, is een up-tempo swing-jazz, met een roffelende typische drumintro van Knöfler, met hechte vloeiende saxriffs en solo’s van Sax Gordon, één der gastmuzikanten op deze plaat, en die erg John Coltrane gaat klinken , zonder echter in mijmerende bebop-patronen te verzeilen. Gitaar à la Barney Kessel van vaste gitarist Jantscher wisselt af met de sax- en hammond-partijen. Zeer onderhoudend mooi.
Het volgende nummer lijkt geschreven in de trein van Brussel naar Oostende door de ons welbekende Alex Schultz. De regelmatige kadans van de uitzettingsnaden der sporen is de basis van “Last Train To Aalter”, waarop Schultz zijn prachtige gitaarspel op ent, in unison met de sax van Gordon, of met inventieve solo’s in zijn bekende ”talk to you”-stijl. Zoek dit niet op, want ik heb deze benaming hier ter momente uitgevonden, maar ik vind het een zeer passende benaming.
Schenk je eerst een stevige single malt whisky in alvorens te gaan zitten voor “Blue Ballade”, een ‘dream-away’-nummer van de derde gast op dit album, tenor saxofonist Christian Bachner. Zijn zwoele saxy opening roept de sfeer op van de middernachtelijke Cotton Club. Wanneer de gitaar van Georg zijn verhalende intrede doet, zak je nog verder onderuit in je zetel, en nog dieper als Raphaëls B3 de conversatie verderzet. Tegen dat Christian op tenor zijn eindsolo concludeert lig je op het vloerkleed en reik je met de hand die geen whiskyglas vasthoudt achterover naar de remotecontrol om dit nummer van voren af aan te herbeluisteren.
“Coconut” is door en op het lijf geschreven van vaste gitarist Jantscher. Ook weer die, typisch voor het genre, terugkerende motieven waarop zeer fraai gesoleerd wordt door gitaar en orgel. Geen gastmuzikanten in dit nummer. Puur Organic Trio.
Dan weer die aanstekelijke sixties soul-jazz in “Shaken Not Stirred”. Deze doet dan weer zeer sterk denken aan de Stax-sound van Booker T and the MG’s met de typische Steve Cropper gitaarakkoordjes die later gretig door Chick werden overgenomen. Een nummer van drummer Knöfler met Wressnig.
“Soulful Strut” tapt nog uit hetzelfde vaatje. En dat mag, moet een aangestoken vat immers niet opgedronken worden ? Saxofoons zijn hier van Bachner. Opnieuw die Cropper-akkoordjes.
Een compositorische samenwerking tussen Wressnig en Alex Schultz klinkt als in “Carajillo” en is even sterk als deze Spaanse koffie met een scheut brandewijn. Wes Montgomery-achtige intro-gitaar. Alex laat zich hier van zijn beste kant zien. Dit is muziek die zijn roots niet verloochent. De blues is hier maar net om de hoek.
“Banana Boogaloo” is van Enrico Crivellaro en Wressnig, een cha-cha-cha met bluesy gitaarsolo à la Crivellaro, maar hier gespeeld door huisgitarist Georg Jantscher. Sax Gordon is terug van weggeweest en doet hier ook een mooie duit in het zakje. Drummer Lukas Knöfler timmert met het grootste gemak de Latijnse ritmes uit zijn slagerij, een uitmuntende vernieuwende jazzdrummer die de brushes gelukkig maar zeer matig gebruikt, of misschien zelfs helemaal niet.
Als afsluiter mocht Georg met “Déjà Vu” nog een klassieke gitaar etude introduceren, die echter door het trio, versterkt met Bachner aan tenorsax, deskundig wordt omgetoverd in een ingetogen jazz-stukje. Alweer lonkt de fles pure malt en de zetel annex vloerkleed. This Music is a drug.
Is het jullie ook opgevallen dat er bij de keuze van de titels nogal wat verwijzingen zijn naar booz en drinken. Daarbij kunnen deze, die niet meteen rappeleren aan drank, vanaf nu meteen de bar in als coctails. Barman, voor mij een Soulful Strut,
alstublieft..of nee, doe maar een Banana Boogaloo, stirred please. En waarom niet, een stevige neut, voor diegene die iets te verdrinken heeft. Geef mij maar een Last Train to Aalter.
Absolute aanrader klinkt cliché, maar deze CD hoort thuis bij de jazz-liefhebber. En ken je er niets van, dan is dit een unieke kans voor kennismaking met het genre. Want hoewel technisch van hoog gehalte, is de toegankelijkheidsdrempel laag genoeg om niet-ingewijden de stap te kunnen laten zetten. Deze muziek kruipt bij iedereen onder het vel. Santé. (witteMVS)